Overslaan en naar de inhoud gaan

Bastaardkikker Pelophylax esculentus

Foto: Ab H. Baas

Indeling

Ranidae [familie]
Pelophylax [genus] (3/3)
esculentus [soort]

Hybride

De bastaardkikker is geen echte soort, maar een hybride die oorspronkelijk ontstaan is uit een kruising tussen poelkikker en meerkikker. De nakomelingen uit paringen van bastaardkikkers onderling zijn nauwelijks levensvatbaar. In uitzonderlijke gevallen kunnen bastaardkikkers zich echter, via triploïdie, ook zonder poelkikker of meerkikker succesvol voortplanten. Uitleg met betrekking tot het bijzondere voortplantingsmechanisme wordt gegeven in de tekst over het groene kikker-complex.

Jaarritmiek

Bastaardkikkers overwinteren zowel in stromend als in stilstaand water en op het land. De bastaardkikker wordt pas later in het seizoen actief dan bijvoorbeeld bruine kikker en heikikker. De hoogste aantallen bastaardkikkers worden in mei waargenomen. Dit valt samen met de eiafzetperiode die zich concentreert tussen begin mei en begin juni. Hoewel in de maand mei een piek in het waargenomen aantal mannetjes en vrouwtjes en in de eiafzet zichtbaar is, duurt de voortplantingsperiode in vergelijking met andere kikkers langer, namelijk tot half juli. De bastaardkikker is vrijwel gelijk met de poelkikker actief, maar eerder dan de meerkikker, die voornamelijk op de later opwarmende zeeklei- en laagveengronden leeft.

Het komt incidenteel voor dat larven van groene kikkers in het water overwinteren en pas in het daaropvolgende jaar de metamorfose afronden. Deze reuzenlarven kunnen een lengte van meer dan 100 millimeter bereiken en zijn ook regelmatig aangetoond voor de bastaardkikker (Blommers-Schlösser 1992).

Legselgrootte, groei en leeftijd

Bastaardkikkers worden geslachtsrijp bij een lengte van 45 mm en een gewicht van 10 g (mannetjes) of 55 mm en 25 g (vrouwtjes). Eiklompen bevatten 100-500 eieren. Per vrouwtje worden in de regel twee tot 12 klompen afgezet, resulterend in ongeveer 1000-10.000 eieren per vrouwtje per jaar. Zeer kleine vrouwtjes leggen aanzienlijk minder eieren. Niet alle vrouwtjes blijken ieder jaar eieren af te zetten. Bastaardkikkers leggen eieren van verschillende grootte, eieren tussen 0,8 en 2,6 mm komen voor. Diploïde eieren zijn het grootst en leveren na bevruchting triploïde dieren op. Vaak is een deel van de eieren onbevrucht of ontwikkelt zich niet goed.

Volgroeide larven zijn 45-80 mm lang. Na het resorberen van de staart zijn de pas aan land gekomen juvenielen ongeveer 12 mm lang en wegen dan 1-4 g. Nog hetzelfde jaar kunnen ze uitgroeien tot 42 mm lange en 14 g zware dieren. In het tweede jaar worden ze 45-65 mm lang, met een gewicht van 20-40 g. De meeste mannetjes bereiken daarmee de geslachtsrijpe grootte en nemen in het derde jaar deel aan de voortplanting. Voor de meeste vrouwtjes is dat pas een jaar later. De maximale leeftijd die bastaardkikkers in de natuur kunnen bereiken wordt op tien jaar geschat. In gevangenschap is een leeftijd van 14 jaar gehaald (Günther 1996).

Voedsel

Vergeleken met de poelkikker eet de bastaardkikker relatief veel ‘landprooien’ en weinig ‘waterprooien’ (Kamminga et al. 1991). Dit suggereert dat bastaardkikkers vaker op de oever foerageren dan poelkikkers. Bastaardkikkers lijken een voorkeur te hebben voor de grotere prooidieren. Macrofauna, zoals libellenlarven, worden pas gegeten op het moment dat deze aan land kruipen om uit te sluipen.

Een bijzondere waarneming is het verdrinken en opeten van een spitsmuis door een groot vrouwtje van de bastaardkikker (Edo van Uchelen pers. med.).

Predatoren

Predatie op bastaardkikkers wijkt niet af van de beschrijvingen onder het groene kikker-complex.

Gedrag

Een opvallend onderdeel in de levenscyclus van de bastaardkikker is de paartijd, wanneer zich grote koren kwakende mannetjes vormen. Via het kwaken bakenen de mannetjes een territorium af, waarna ze met vrouwtjes proberen te paren. Er zijn drie typen roepen van de bastaardkikker bekend: een langzame harde ‘ratel’, een duidelijke pulserende koorroep en typische korte territoriumroepjes (Boumans & Kuster 1972). De paarroep wordt ook wel als ‘gonzend met duidelijke op-en-neergaande tonen’ omschreven en verschilt van de paarroep van de poelkikker en meerkikker.

Buiten de paartijd zitten volwassen dieren vaak met meerdere exemplaren bij elkaar te zonnen op stukken hout of open plaatsen op de oever.

Verplaatsingen

De bastaardkikker kan gemakkelijk en snel nieuw aangelegde wateren koloniseren (Dorenbosch & Crombaghs 2001, 2002, Stumpel & Van der Voet 1995).

Hoewel nieuwe wateren relatief snel gekoloniseerd kunnen worden, blijkt de bastaardkikker in stabiele habitats ook zeer honkvast te kunnen zijn. In het Heereven in de Hamert hielden gezenderde bastaardkikkers zich gedurende de zomer in een gebied van 30 m2 op langs de oever van het ven (Van Gelder 1988). In het najaar werden de dieren wel verder van de oever, in een iets groter gebied van circa 1000 m2 aangetroffen.

In Duitsland zijn dispersieafstanden van circa 2 km vastgesteld, vooral afgelegd door de zich goed verspreidende juvenielen (Günther 1996).

Bron

Auteur(s)

Dorenbosch, M.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieĆ«n en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.