Mannetjes vliegen door de vegetatie en jagen andere vliegen weg. Soms zweven ze daarbij heel kortstondig, maar ze staan nooit langdurig of met meerdere exemplaren bij elkaar zoals S. ribesii.
Eileg vindt voornamelijk plaats op bomen en struiken, vaak bij bladluiskolonies. De ontwikkeling van ei tot imago duurt 24-40 dagen, afhankelijk van temperatuur en prooiaanbod (Barkemeyer 1994). Op het menu van de larve staat een grote diversiteit aan bladluissoorten. Gedurende het hele larvestadium worden gemiddeld 242 bladluizen gegeten. De volgroeide larve overwintert en kent een facultatieve diapauze (Barkemeyer 1994).
Bron
Auteur(s)
Leij, L.J.J.M. van der
Publicatie
- Reemer, M., Renema, W., Steenis, W. van, Zeegers, Th., Barendregt, A., Smit, J.T., Veen, M.P. van, Steenis, J. van & Leij, L.J.J.M. van der 2009. De Nederlandse zweefvliegen (Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8: 1-442. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey - Nederland.