Vliegt hoog in bomen, maar vooral de vrouwtjes komen naar beneden om te drinken. Mannetjes verdedigen een geschikte eilegplek en vallen daarbij zelfs mensen aan. Beide seksen zijn waargenomen op bloeiende brem. In Nederland zijn de larven gevonden in rottingsholtes in grove den bij Ede (ge, 1 april 2005) en Soest (ut, 13 april 2006). De vliegen kropen na 2-3 weken uit de poppen. De eieren worden afgezet in rottende plekken in dennenbomen, waar de larven bacteriƫn uit het water filteren. De ontwikkelingsduur is twee tot zes jaar en waarschijnlijk afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid voedsel (MacGowan 1994, Renema & Wakkie 2001). In Schotland was een experiment waarbij gaten in levende dennenstammen werden gemaakt erg succesvol: binnen enkele weken vond men er larven (MacGowan 1994). Dit geeft aan dat vrouwtjes erg goed in staat zijn broedgelegenheden te vinden en dat de populatie misschien gelimiteerd is door het aantal beschikbare rottingsholtes. Het zoeken naar larven is een goede inventarisatiemethode voor deze soort. Zowel in Duitsland als Schotland zijn de meeste waarnemingen van larven of poppen.
Bron
Auteur(s)
Renema, W.
Publicatie
- Reemer, M., Renema, W., Steenis, W. van, Zeegers, Th., Barendregt, A., Smit, J.T., Veen, M.P. van, Steenis, J. van & Leij, L.J.J.M. van der 2009. De Nederlandse zweefvliegen (Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8: 1-442. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey - Nederland.