Zowel vrouwtjes als mannetjes vliegen laag tussen de vegetatie en bezoeken gele bloemen. Mannetjes vertonen zweefgedrag op enkele meters hoogte op zonnige plekken in de buurt van naaldbomen.
De larve voedt zich met bladluizen in naald- en loofbomen en overwintert, vermoedelijk als volgroeide larve, in de strooisellaag (Barkemeyer 1994, Kula 1980, Rotheray 1987).
Bron
Auteur(s)
Reemer, M.
Publicatie
- Reemer, M., Renema, W., Steenis, W. van, Zeegers, Th., Barendregt, A., Smit, J.T., Veen, M.P. van, Steenis, J. van & Leij, L.J.J.M. van der 2009. De Nederlandse zweefvliegen (Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8: 1-442. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey - Nederland.