De vliegen zitten op bladeren in zonlicht in de buurt van gewonde bomen of op bloemen, zowel van struiken als van schermbloemen zoals fluitenkruid en zevenblad. Mannetjes vliegen rond zonbeschenen stronken van loofbomen, maar in een enkel geval kunnen ze ook in aantal op spar worden waargenomen.
De larve is beschreven door Rotheray (1991). Larven zijn aangetroffen in sapstromen en onder bast van berk, beuk, eik en populier en op stronken van fijnspar (Lauterbach 2001, 2002b, Rotheray 1996).
Bron
Auteur(s)
Renema, W.
Publicatie
- Reemer, M., Renema, W., Steenis, W. van, Zeegers, Th., Barendregt, A., Smit, J.T., Veen, M.P. van, Steenis, J. van & Leij, L.J.J.M. van der 2009. De Nederlandse zweefvliegen (Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8: 1-442. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey - Nederland.