Heringia heringi vliegt laag en snel door de vegetatie op zonnige plekken en rust regelmatig op bladeren van struiken en kruiden.
De larven eten galvormende bladluizen in verschillende bomen en struiken (Dušek & Krˇístek 1967, Dušek & Láska 1959). Per gal is er meestal slechts een larve te vinden. De periode van eileg tot verpopping duurt ongeveer drie weken; na nog eens twee weken kruipt de vlieg uit de pop. De soort gaat als volgroeide larve in diapauze en brengt als larve de winter door (Rojo & Marcos-García 1997).
Bron
Auteur(s)
Renema, W.
Publicatie
- Reemer, M., Renema, W., Steenis, W. van, Zeegers, Th., Barendregt, A., Smit, J.T., Veen, M.P. van, Steenis, J. van & Leij, L.J.J.M. van der 2009. De Nederlandse zweefvliegen (Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8: 1-442. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey - Nederland.