De vliegen houden zich in de directe nabijheid van struiken en bomen op en vliegen vaak tussen de bladeren door. Ze zijn ook actief in de schaduw en bij lage temperaturen. Beide seksen bezoeken vooral bloemen van door de wind bestoven planten, zoals grassen en weegbreesoorten (Dziock 2002, Van der Goot & Grabandt 1970). Mannetjes vertonen zweefgedrag, meestal tussen struiken. Vrouwtjes zitten veel onder bladeren. De soort migreert in lage aantallen en vermoedelijk over korte afstanden (Gatter & Schmid 1990).
De larven zijn vooral ’s nachts actief en voeden zich met kleine insecten zoals bladluizen en galmuggen. De winter wordt als volgroeide larve doorgebracht (Dziock 2002).
Bron
Auteur(s)
Reemer, M.
Publicatie
- Reemer, M., Renema, W., Steenis, W. van, Zeegers, Th., Barendregt, A., Smit, J.T., Veen, M.P. van, Steenis, J. van & Leij, L.J.J.M. van der 2009. De Nederlandse zweefvliegen (Diptera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8: 1-442. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij, European Invertebrate Survey - Nederland.