Herkenning De grootste Nederlandse oorworm (15-30 mm). Vrij licht gekleurd, met een onregelmatige donkere vlek op het achterlijf. De tangen zijn lang en slank, met bij het mannetje een tand voorbij het midden. De achterrand van het achterlijf van het mannetje met twee scherpe stekels. 

Voorkomen Vrij zeldzaam. Beperkt tot grote zandverstuivingen, zoals op de Veluwe (bijvoorbeeld Hulshorsterzand, Wekeromse Zand), maar ook aan de Zuid-Hollandse kust, bij Weert en bij Ommen. De waarnemingen op IJburg, Maasvlakte en bij Almere tonen aan dat de soort ook snel gebieden kan koloniseren.

Biotoop Op zandverstuivingen, soms ook op door de mens aangelegde zandvlaktes. De dieren leven in schuine gangetjes in het zand en ze kunnen gevonden worden door hout op zand op te tillen.

Fenologie adult Vanaf april tot oktober, met een piek in hoog zomer.