Herkenning Middelgrote tot grote (11-22 mm) zwarte doodgraver met oranje banden over de dekschilden. Halsschild onbehaard, oranje sprietknoppen en rechte achterschenen. Onderscheidt zich van N. sepultor en N. interruptus door de combinatie van een zwart behaarde onderkant van het achterlijf met een geel behaard pygidium (uiteinde achterlijf). N. sepultor is geheel zwart, N. interruptus geheel geel behaard aan de onderzijde van het achterlijf.
Voorkomen Vrij algemeen in de duinen en binnenlandse zandgronden.
Biotoop Bossen en parken op zandbodem. Plant zich voort op kleine kadavers.
Vliegtijd Juni-oktober. Vliegt ook op licht.
Bron
Auteur(s)
Colijn, E.O.