Herkenning Kleine boktor (4-6,5 mm) met lange geringelde en behaarde sprieten. Halsschild met zijtand. Zeer variabel gekleurd; basis bruin tot zwart met variërende tekening van witte, grijze en roodbruine vlekken; de voorste helft van de dekschilden lichtgrijs tot geelwit, dit lichte veld wordt aan de voorzijde meestal tot bijna de helft ingesneden door een halfrond tot rechthoekig donker veld. Schildje geheel donker behaard. Dekschilden met op de binnenste rib 2 toefjes stevige, zwarte haren. Dekschilden aan de uiteinden aan de buitenkant in spitse punten uitgetrokken maar aan de binnenkant, aan het eind van de naad niet eindigend in een spitse punt. Met uitzondering van Pogonocherus hispidus missen andere Pogonocherus-soorten, alsmede Leiopus-soorten, de punten aan het uiteinde van de dekschilden. Te onderscheiden van Pogonocherus hispidulus op basis van de afwezigheid van de binnenste spitse punten aan de dekschilden en het geheel donkere schildje.

Voorkomen Algemeen op zandgrond, ook op de Waddeneilanden. Daarbuiten vrijwel afwezig.

Biotoop Op dunne, dode takken in bosranden, boomgaarden en tuinen.

Vliegtijd Januari-december. Vliegt ook op licht.

Bron

Auteur(s)

Colijn, E.O.