Overslaan en naar de inhoud gaan

Slangenkruidboktor Opsilia coerulescens

Foto: T.J.A. Faasen

Indeling

Lamiinae [subfamilie]
Opsilia [genus] (1/1)

 

Herkenning Kleine tot middelgrote, slanke boktor (6-14 mm) met uniform gekleurde sprieten, waarvan het derde lid weinig langer is dan het vierde. Kop met aan beide zijden twee, door de sprieten, compleet van elkaar gescheiden ogen. Zwart met grijze, groene of blauwgroene beharing. Schildje dichter behaard. Halsschild meestal met drie vage lengtestrepen. Dekschilduiteinden gelijkmatig afgerond, niet verbreed. Stenostola dubia bezit voor het uiteinde licht, bollend, verbrede dekschilden. 1e achtertarslid veel langer dan de volgende twee leden samen. Te onderscheiden van Phytoecia cylindrica door de geheel donkere poten. Grijze exemplaren zijn lastig te onderscheiden van grijs gekleurde Phytoecia nigricornis. Deze heeft hoekig afgesneden dekschilduiteinden, aan beide zijden slechts één, diep ingesneden maar niet geheel door de sprieten gescheiden, oog, en het 1e achtertarslid is hoogstens even lang als de volgende twee leden samen. Tevens lastig te onderscheiden van Agapanthia intermedia. Laatstgenoemde heeft langere, opvallend afstaand behaarde, sprieten die voorbij de achterlijfspunt reiken, waarvan het derde sprietlid veel langer is dan het vierde.

Voorkomen Uiterst zeldzaam. Slechts bekend uit Zuid-Limburg.

Biotoop Op ruwbladigen (Boraginaceae), voornamelijk slangenkruid (Echium vulgare), langs bosranden, in wegbermen, ruderale terreinen en groeves.

Vliegtijd Mei-juli.

 

Bron

Auteur(s)

Colijn, E.O.