Herkenning Zeer kleine tot kleine boktor (4-7 mm) met grote ogen. Geel- tot roodbruin. Poten van dezelfde kleur of bruin tot zwart. Zeer lastig te onderscheiden van O. cantharinum: gemiddeld kleiner, afstand tussen de ogen ongeveer gelijk aan, of breder dan de breedte van één oog. Onderscheidt zich van Gracilia minuta door de grotere ogen en de zijtand aan het halsschild.
Voorkomen Verspreid op de hogere zandgronden.
Biotoop In open naaldbos(randen). Bezoekt bloemen.
Vliegtijd Mei-juni.
Bron
Auteur(s)
Colijn, E.O.