Levenswijze
De ontwikkeling van Monochamus galloprovincialis vindt plaats in grove, zwarte of Oostenrijkse den en af en toe in spar. Larven vreten onder de schors en in het hout van afstervende of pas afgestorve dunne stammen en takken, bij voorkeur in takken met een dikte van 3-8 cm. De larve vreet diep in het kernhout en is daardoor schadelijk. Na overwintering als larve vindt de verpopping plaats in een poppenwieg. De duur van de ontwikkeling is gewoonlijk een jaar.
Fenologie
In het buitenland is de soort waargenomen van eind mei tot in september, met een maximum in juni en juli.
Bron
Auteur(s)
Teunissen, A.P.J.A.
Publicatie
- Teunissen, A.P.J.A. 2009. Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae). EIS-Nederland, Leiden.