Levenswijze
De larve leeft in het levende hout van ratel- en zwarte populieren en, minder vaak, in bos- en katwilg. De ontwikkeling duurt twee en soms drie jaar. De eieren overwinteren meestal in het eerste jaar, waarna de jonge larve in het voorjaar onder de schors vreet en daarna diep in het hout dringt. Aan het eind van de 15-25 cm lange gang verpopt de larve zich. Vooral jonge bomen kunnen door vraat afsterven. In oudere populieren worden vooral de topdelen en zware takken aangetast. In grote bomen kunnen de larven jarenlang vreten zonder dat de boom daar zichtbaar last van heeft. Bij een hoge vraatintensiteit in de onderste delen van de stam kan de boom bij sterke wind omvallen. De kevers zijn vooral nachtactief.
Fenologie
Het merendeel van de waarnemingen komt uit juli tot september met een piek eind juli en begin augustus.
Bron
Auteur(s)
Teunissen, A.P.J.A.
Publicatie
- Teunissen, A.P.J.A. 2009. Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae). EIS-Nederland, Leiden.