Levenswijze
De larve leeft in en onder de schors van afstervende stammen, takken en twijgen van staand of liggend loofhout. Het betreft vaak eik maar in het buitenland is de soort ook vermeld van els, zoete kers, appel, lijsterbes, iep, noorse esdoorn, zomereik, wintereik, walnoot, boswilg, kraakwilg, zwarte populier en berk. In het westen van Nordrhein-Westfalen is de soort vooral op els vastgesteld. Bij wijze van uitzondering gebruikt Saperda scalaris ook naaldhout als lork en fijnspar. In Nederland werden exemplaren gekweekt uit eik en adulten werden aangetroffen in gangen in hoogstamfruitbomen. Verpopping vindt plaats in het spinthout onder schors in het hout. De ontwikkeling duurt twee jaar.
Fenologie
Het merendeel van de waarnemingen komt uit mei en vooral uit juni. Van de waarnemingen buiten deze periode heeft in ieder geval een deel betrekking op dieren die binnenshuis in haardhout werden gevonden.
Bron
Auteur(s)
Teunissen, A.P.J.A.
Publicatie
- Teunissen, A.P.J.A. 2009. Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae). EIS-Nederland, Leiden.