Levenswijze
De larve is polyfaag en ontwikkelt zich vermoedelijk in droge takken, kleine stronken en aan de stambasis van dood hout. In de literatuur worden onder meer den, spar, iep, berk, zomereik, schietwilg en hondsroos genoemd. Over de ontwikkeling en ontwikkelingsduur is weinig bekend. Verpopping vindt plaats in het hout.
Fenologie
Nederlandse waarnemingen komen uit juni en juli, en er is een waarneming uit augustus. In het buitenland is de soort aangetroffen van mei tot augustus met een maximum in juni.
Bron
Auteur(s)
Teunissen, A.P.J.A.
Publicatie
- Teunissen, A.P.J.A. 2009. Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae). EIS-Nederland, Leiden.