Levenswijze
Tetrops praeustus ontwikkelt zich in pas afgestorven of zwakke twijgen en dunne takken van onder meer eik, linde, appel, kardinaalsmuts, meidoorn, gewone es, roos en prunus. De eieren worden in de schors gelegd. De larve vreet eerst in en later onder de schors, waar ze een oppervlakkige spiraalvormige gang vormt. Verpopping vindt plaats in het spinthout in mei. De ontwikkeling duurt een of twee jaar.
Fenologie
De soort is gedurende een vrij korte periode als adult te vinden en wordt vooral waargenomen in mei en juni.
Bron
Auteur(s)
Teunissen, A.P.J.A.
Publicatie
- Teunissen, A.P.J.A. 2009. Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae). EIS-Nederland, Leiden.