Overslaan en naar de inhoud gaan

Aziatische boktor Anoplophora glabripennis

Foto: Lex Tervelde

Indeling

Lamiinae [subfamilie]
Anoplophora [genus] (2/0)

De biologie en levenswijze van Anoplophora glabripennis komt sterk overeen met die van A. chinensis. Beide zijn polyfage soorten waarvan de larven leven in en van het hout van levende bomen en struiken. In China zijn de belangrijkste waardplanten Acer (esdoorn), Populus (populier) en Salix (wilg), maar ze is ook aangetroffen op Melia, Morus (moerbei), Prunus (pruim), Pyrus (peer), Ulmus (iep), Alnus (els), Platanus (plataan), Robinia, Rosa (roos) en Sophora. Er zijn verschillen in gevoeligheid van verschillende soorten en hybriden van het genus Populus (Eppo Data sheet on quarantaine pests).

 In Amerika is de soort aangetroffen op 18 loofboomsoorten van 12 genera, waaronder Aesculus (paardekastanje), Fraxinus (es), Hibiscus, Liriodendron tulipifera, Robinia pseudo-acacia, Salix, Ulmus, Betula (berk) en Acer (A. negundo, A. platanoides, A. pseudoplatanus, A. rubrum, A. saccarinum en A. saccharum) (Lingafelter & Hoebeke, 2002; EPPO datasheet on quarantaine pests). Het is echter niet altijd duidelijk of de genoemde soorten als voedselplant dienen voor de larven , die hun volledige ontwikkeling in de betreffende plan kunnen voltooien, of dat er enkel is waargenomen dat de imago’s zich met de bladeren daarvan voedden.

Hérard et al. (2006) geven een lijstje van voedselplanten waarop de soort in Europa is aangetroffen. Dit betreft voor een deel planten die ook al hierboven zijn genoemd, maar de lijst wordt ook met een aantal soorten uitgebreid, zoals Fagus sylvatica (beuk), Lagerstroemia, Cotoneaster (dwergmispel) en Crataegus (meidoorn).

De ontwikkelingsduur van de soort bedraagt één jaar, maar afhankelijk van de klimaatomstandigheden en de voedingsomstandigheden, kan dit ook twee of zelfs drie jaar zijn. Vrouwtjes leggen eieren in “oviposition slits”, tot enkele honderden per vrouwtje. Die wondjes zijn makkelijk te herkennen als een soort T of omgekeerde L. Vaak treedt hars uit deze wond. Eieren komen na circa 2 weken uit en de larven vreten in het cambium in de takken en de stam en gaan in een later stadium het hout in. De gangen kunnen tot 3 cm in diameter zijn. De larven bevinden zich niet alleen in het onderste deel van de stam, zoals bij A. chinensis, maar ook in takken en in de kroon van de boom. De poppen bevinden zich net onder de bast. Ook de uitvlieggaten bevinden zich in de hoger gelegen delen van de stam en in takken en de kroon van de boom.

De zomers in Nederland zijn waarschijnlijk warm genoeg voor de ontwikkeling en dus vestiging van deze boktorsoort (de Boer, 2004, Macleod et al., 2002, geciteerd door van der Gaag & Scholte, 2007).

Voor verdere gegevens over de biologie van A. glabripennis wordt verwezen naar onder meer de literatuur genoemd in Scholte et al., 2007; Haack et al., 2010; de Eppo Data sheet on quarantaine pests: http://www.eppo.org/QUARANTINE/anoplophora_glabripennis/ANOLGL_IT.htm.

Voor een samenvatting van de biologie kan men ook de website van de NVWA raadplegen: (http://www.vwa.nl/onderwerpen/plantenziekten-en-plagen/dossier/aziatische-boktorren/aziatische-boktor).

Bron

Auteur(s)

Heijerman, Th.