Overslaan en naar de inhoud gaan

Roestbaardloper Leistus ferrugineus

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Carabinae [subfamilie]
Leistus [genus] (5/5)

Levenswijze

Nachtactief. Voortplanting in de herfst, met overwintering van de larven aan de voet van bomen in het strooisel, in dood hout of achter schors (Marggi 1992). Bij ons ontbreekt de najaarspiek in oktober, die Marggi voor Zwitserland aangaf. De jonge dieren, die in het voorjaar uit de pop gekomen zijn, houden een zomerdiapauze. De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).

Dispersie: in Nederland waarschijnlijk dimorf. In de oude loopkeveratlas (Turin et al. 1977) is hij ten onrechte als brachypteer vermeld. Door Bangsholt (1983) voor Denemarken vermeld als dimorf, met de opmerking dat alle onderzochte exemplaren brachypteer zijn. Luff (1998) vermeldt dat de vleugels niet volledig zijn ontwikkeld, maar in Nederland werden bij een onderzoek in Zuid-Limburg uitsluitend volledig gevleugelde exemplaren gevangen. In België (Desender 1986) zijn eveneens alleen gevleugelde exemplaren aangetroffen. Tot dusverre zijn er geen vliegwaarnemingen bekend en de soort is niet in de nieuwe IJsselmeerpolders aangetroffen.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.