Overslaan en naar de inhoud gaan

Goudglanzende schallebijter Carabus auronitens

Foto: Laurens van Run

Indeling

Carabinae [subfamilie]
Carabus [genus] (16/15)
auronitens [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieCarabidae. In: Catalogus van de Nederlandse kevers (Coleoptera)
ExpertTurin, H.

Areaal

Europese soort; zie ook het verspreidingskaartje in Blumenthal (1981). In Frankrijk oostelijk, daarnaast kleine po-pulaties aan de westkust; in het zuiden tot de Pyreneeën (Forel & Leplat 1995). De zuidgrens loopt vanaf Zuidoost-Frankrijk via Zwitserland, Oostenrijk tot Slowakije en buigt omhoog naar Midden-Polen. Niet in Scandinavië en op de Britse Eilanden. Darnaud et al. (1978) en Assmann et al. (1994) analyseerden de verspreidingsgeschiedenis van de soort, respectievelijk gebaseerd op morfometrische en op genetische kenmerken. Dit resulteerde in opmerkelijk op elkaar lijkende kaartjes met de Zuid-Franse populaties in de Montagne Noir, Rodez en de Cevennen als centra voor de postglaciale verbreiding naar Noordwest-Frankrijk en onze streken. Areaalkarakteristiek: 2, Nederland: marginaal.

Verspreiding in Nederland

In Nederland beperkt tot Oost-Twente en de Achterhoek rond Winterswijk, maar in het juiste biotoop niet zeldzaam, soms zelfs uitgesproken talrijk. De Twentse populatie heeft geen aansluiting bij Duitse populaties en eindigt vrijwel op de Duitse grens (FW). Niet op de Britse Eilanden, in Denemarken en Fennoscandië. In Duitsland verbreid in alle middelgebergten, het Alpenvoorland en de Alpen (Horion 1941). Naar het noorden toe wordt de soort snel zeldzamer. In Westfalen en het Münsterland op veel plaatsen zeer algemeen (Gries et al. 1973). De soort breidt zich al geruime tijd in westelijke richting uit (Terlutter 1990). In 1993 is een onderzoek gestart naar de precieze begrenzing van het verspreidingsgebied in Twente en de Achterhoek. In Twente werd hij in een groot aantal terreinen gevonden waarvan hij nog niet bekend was, en bovendien in twee nieuwe hokken (LC68 en LD50) (BH, KUI, EL). Ook in de Achterhoek werd een uitbreiding gevonden bij Aalten (LC35) (TH). In Zwitserland verbreid in grote delen van het land, maar niet in het zuidwesten in Wallis en Tessin (Marggi 1992). In België en Luxemburg -verbreid in het (zuid)oostelijke deel van het land (Desender 1986); in Vlaanderen zeldzaam (Desender et al. 1995).

Niet opgenomen: de zeer onwaarschijnlijke opgaven buiten Twente en de Achterhoek, zoals o.a. aangegeven in de oude loopkeveratlas (Turin et al. 1977): Groningen (LD39), Arnhem (GT06), Woensel (FT70) en Groede (FT70). Volgens Burmeister (1939) kunnen waarnemingen buiten het verspreidingsgebied voorkomen, doordat dieren worden meegevoerd met transport van hout. Het exemplaar in de collectie zma met de vindplaats ‘Amsterdam’ (FU20), is ongetwijfeld niet van het juiste etiket voorzien.

Status: in Nederland en België is het aantal vindplaatsen toegenomen. Waarschijnlijk breidt de soort zijn gebied in westelijke richting uit (o.a. Niehues et al. 1996).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.