Overslaan en naar de inhoud gaan

Gouden schallebijter Carabus auratus

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Carabinae [subfamilie]
Carabus [genus] (16/15)
auratus [soort]

Soort van open terreinen. Zeer heliofiel. Voornamelijk op niet zwaar bemeste graslanden, onder andere kalkgrasland en rivierdijken met een zuidelijke expositie. Ook de Deense vangsten betroffen alle een zuidhelling op kalkbodem (Jørum & Jørum 1996). Op een zeer warm kalkgrasland in Zuid-Limburg werd waargenomen dat de dieren in de zomer naar de omliggende bossen verhuisden (Turin 1983). In Westfalen uitsluitend in klei- en leemgebieden; zand- en veengronden schijnen als barrières te werken (Gries et al. 1973). Ook in Nederland voornamelijk op leem- en kleibodem maar soms ook op zandgrond, zoals blijkt uit waarnemingen in tuinen in Oosterbeek en Velp, waar hij geregeld werd waargenomen (Jhm, Sm). Een soort van open, vaak licht gecultiveerde terreinen. In West-Duitsland ook op kapvlakten in bossen (Lauterbach 1964). In een oriëntatie-experiment reageerde C. auratus tegengesteld aan C. problematicus en werd juist afgestoten door een horizon met een bosprofiel (Neumann 1971b).

Vangpotten. Groep: D2 (55 series, 2.556 individuen). De hoogste dichtheden in bosranden grenzend aan kalkgraslanden (zie boven) [20] en in kruidenrijke onbemeste graslanden [25, 26]. Eurytopie: 3 (PRES= 0,15 en SIM = 0,47). Bodem: kalk. Vocht: 2. Begeleiders: Carabus monilis 72,4% (52,5%), wederzijds >50%: Carabus coriaceus 51,7% (54,5%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.