Overslaan en naar de inhoud gaan

Tweevlekschorsloper Dromius fenestratus

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Dromius [genus] (6/5)

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieCarabidae. In: Catalogus van de Nederlandse kevers (Coleoptera)
ExpertTurin, H.

Areaal

Europese soort. Van West-Europa tot het gebied bij Gorki in Rusland en Bulgarije (Hieke & Wrase 1988). Vooral in Noord-Europa, in Midden-Europa tot aan de Pyreneeën, verbreid maar zeldzaam, hoofdzakelijk montaan. Burmeister (1939) noemde hem boreoalpien, maar de overgang van de noordelijke laaglandverspreiding naar de zuidelijke montane verspreiding is continu. Areaalkarakteristiek: 3, Nederland: marginaal.

Verspreiding in Europa

In Nederland vooral verspreide waarnemingen in de zuidelijke helft van het land, met een duidelijk accent op Zuid-Limburg. Het betreft echter uitsluitend oude waarnemingen. Niet op de Britse Eilanden. In Denemarken zeer zeldzaam, maar uitbreidend; de eerste vangst was van 1924 (Bangsholt 1983). In Fennoscandië verbreid in het Noorse kustgebied, in Zuid-Zweden en het zuiden van Finland, noordelijk tot ca. 64° noorderbreedte, het meest algemeen in de zuidelijke delen (Lindroth 1945, 1986). Ook waargenomen in Russisch Fennoscandië en de Baltische staten (Silfverberg 1992). In Duitsland, behalve in Berlijn en Brandenburg, over het gehele gebied, maar nergens algemeen, meestal plaatselijk, van zeldzaam tot incidenteel (Horion 1941), in Schleswig-Holstein en Mecklenburg-Vorpommern op de Rode lijst (Trautner & Müller-Motzfeld 1995). In Westfalen in het gehele gebied, ook recent (Assmann & Starke 1990). In Zwitserland over een groot gebied verbreid, vooral in de Jura en montaan aan de noordzijde van de Alpen (Marggi 1992). In België beperkt tot de oostelijke helft van het land, waarbij de waarnemingen van na 1950 tegen de oostgrens en in Luxemburg liggen (Desender 1986). De vindplaatsen sluiten aan bij de Nederlandse. In Vlaanderen uitgestorven (Desender et al. 1995).

Status: in Nederland en het omliggende gebied vinden aanmerkelijke areaalveranderingen plaats. In het noorden (Denemarken) is er duidelijk sprake van uitbreiding, terwijl in Nederland en België klaarblijkelijk een inkrimping te zien is. Ten oosten van Nederland en België lijkt hij stabiel te zijn. Meer gegevens zijn nodig om een volledig beeld te krijgen van deze veranderingen.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.