Arboricol. In Noord-Europa in hoofdzaak in naaldbossen op zand (Lindroth 1974, 1986). In Midden-Europa behalve op dennen en sparren ook op loofhout (o.a. esdoorn, plataan) in het heuvelland en het montane gebied (Büngener et al. 1991, Burmeister 1939, Marggi 1992).
Vangpotten. Groep: Z(B) (5 series, 5 individuen). De vangsten komen van uiteenlopende terreintypen en betreffen duinbos en naaldbos in het binnenland [9, 16] en heiden met grassen [5] waar waarschijnlijk in de nabijheid bomen hebben gestaan. Geen bodembewoner en daardoor bijna niet in het vangpotmateriaal vertegenwoordigd. Eurytopie, Bodem, Vocht en Begeleiders: onvoldoende gegevens.
Bron
Auteur(s)
Turin, H.
Publicatie
- Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.