Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote viervlekschorsloper Dromius quadrimaculatus

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Dromius [genus] (6/5)

Nachtactief, overdag achter schors. De dieren kunnen het gehele jaar door worden aangetroffen (Büngener et al. 1991). ’s Zomers houden ze zich voornamelijk hoog op de stammen en takken van bomen en in struwelen op, ’s winters vooral dicht bij de grond. Voortplanting in het voorjaar. De gehele ontwikkeling vindt plaats achter schors; de larve komt voor in de periode juni-augustus (Burmeister 1939). Overwintering als imago, eveneens achter schors, of aan de voet van de stam (Luff 1998). De dieren jagen ’s nachts op kleine insecten, o.a. springstaarten (Collembola) en mijten (Lindroth 1986), volgens Burmeister (1939) ook larven en poppen van boktorren (Cerambycidae). De larve is opgenomen in de tabel van Luff (1993).

Dispersie: macropteer. Hij beschikt over optimaal ontwikkelde vleugels en constant volledig ontwikkelde vliegspieren (Desender 1989a). Vliegwaarnemingen o.a. uit Drenthe: mei 1, juni 6, juli 1, augustus 8, september 2 en oktober 1 (TVH).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.