Overslaan en naar de inhoud gaan

Moerasoeverloopkever Elaphrus cupreus

Foto: Jur Heijnen

Indeling

Elaphrinae [subfamilie]
Elaphrus [genus] (5/5)
cupreus [soort]

Dagactief. Bauer (1974), die de biologie van twee Elaphrus-soorten uitvoerig onderzocht, toonde aan dat E. cupreus bij zwak licht beter ziet dan E. riparius. Voortplanting in het voorjaar, met een top in mei. Uit de onderzoekingen van Bauer blijkt dat de eieren niet op open plekken worden gelegd en dichter aan de oppervlakte dan bij E. riparius. Er worden gemiddeld ongeveer 100 eieren gelegd. De embryonale ontwikkeling duurt ongeveer zes dagen. De larvestadia zijn ook door Bauer beschreven, L1: gemiddeld 5,3 dagen, L2: 6,9, L3: 14,6 dagen. Het popstadium tegen het eind van de zomer duurt ongeveer vijf dagen. De totale ontwikkeling vindt in 26-41 (gemiddeld 37,5) dagen plaats, zonder obligate diapauze. De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).

Dispersie: macropteer, en er zijn vliegwaarnemingen uit Drenthe: april 2, mei 6 en juni 2 (TVH) en uit België van Desender (1989a) die ook volledig ontwikkelde vliegspieren vond.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.