Overslaan en naar de inhoud gaan

Roodtasterkruiper Harpalus rufipalpis

Indeling

Harpalus [genus]
(33 soorten in totaal / 29 gevestigd)
rufipalpis [soort] (1/1)

Indeling

Harpalus [genus]
(33 soorten in totaal / 29 gevestigd)
rufipalpis [soort] (1/1)

Xero-thermofiel. In warme en droge terreintypen, op zand of kalkrijke leem met een korte mozaïekachtige, droogteminnende vegetatie van bijvoorbeeld buntgras (Corynephorus canescens), muizenoor (Hieracium pilosella) en engels gras (Armeria maritima) (Lindroth 1974, 1986). Bij preferentieproeven vond Lindroth (1949) een voorkeur voor zand met een kleine korrelgrootte. Volgens Luff (1998) in Groot-Brittannië in tegenstelling tot bij ons ook in de duinen. Vooral op zongeëxponeerde bodems. In kuststreken ook in lichte naaldbossen, met name op de kapvlakten, maar volgens Lindroth (1986) ook in het binnenland in soortgelijke terreintypen, maar vrij zeldzaam. In Midden-Europa tot alpien, tot ca. 2000 m (Burmeister 1939). Op onbeschaduwde terreinen, ook extensief gebruikt agrarisch land en heiden (Marggi 1992).

Vangpotten. Groep: B2 (101 series, 895 individuen). De vangsten komen vooral van heiden [4-6], weinig bemeste graslanden [11, 25-26], braaklanden [14] en lichte naaldbossen [15-16]. Echte duinen [7-10] en te open zandige terreinen, zoals zandbanken [31], worden klaarblijkelijk gemeden, evenals dichte bossen [18-20] en alle vochtige en natte terreintypen. Eurytopie: 6 (PRES = 0,45 en SIM = 0,65). Bodem: leem. Vocht: 2. Begeleiders: Amara lunicollis 91% (18,1%), Calathus melanocephalus/cinctus 90,1% (11,3%), Poecilus versicolor 85,6% (18,5%), Calathus erratus 74,8% (13,2%) en Poecilus lepidus 74,8% (26,3%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.