Overslaan en naar de inhoud gaan

Brede duinkruiper Harpalus servus

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Harpalus [genus] (33/29)
servus [soort]

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Harpalus [genus] (33/29)
servus [soort]

Vrij stenotoop. Doorgaans in gebieden met fijn, los zand met een zeer schaarse, open vegetatie van buntgras (Corynephorus canescens), wilde averuit (Artemisia campestris) etc. (Lindroth 1974, 1986). Vooral aan de kust in duingebieden, maar ook frequent in heide-stuifzandcomplexen in het binnenland, meestal op niet te grote afstand van de zeekust. Waarschijnlijk in hoofdzaak een soort van het laagland en het heuvelland (Burmeister 1939), maar Marggi (1992) meldde een uitzonderlijke (gecontroleerde) waarneming uit Zwitserland van twee exemplaren op een hoogte van 1470 m. Lindroth (1986) noemde voor Noord-Europa als begeleiders H. neglectus, H. anxius en soms H. melancholicus.

Vangpotten. Groep: B1 (203 series, 4.861 individuen). De vangsten concentreren zich rond de open vegetaties met buntgras (Corynephorus canescens) en duingebieden [6-8]. In de duinen op bijna alle plaatsen waar open, los zand aan de oppervlakte komt, ook op open plekken in duinbossen en struwelen [9-10]. Verder op schrale, zandige akkers in heidegebieden [13] en jonge bosaanplanten waar de bodem recent is opengewerkt [15]. Eurytopie: 5 (PRES = 0,39 en SIM = 0,68). Bodem: zand. Vocht: 1. Begeleiders: Calathus erratus 86,5% (28,5%), Calathus melanocephalus/cinctus 85% (20%), Calathus fuscipes 78,7% (28%), wederzijds > 50% Amara curta 76,3% (61,5%) en Calathus ambiguus 73,4% (53,5%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.