Nachtactief, overdag onder stenen of tussen de wortels van grassen of bijvoorbeeld wilde averuit (Artemisia campestris). Het grootste deel van de populatie reproduceert in het voorjaar met zomerlarven en imago-overwinteraars, maar een klein deel plant zich voort in de herfst en heeft winterlarven (Lindroth 1986). Volgens Schjøtz-Christensen (1965) leven en reproduceren de dieren vaak gedurende meerdere jaren. De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).
Dispersie: macropteer, maar er zijn geen vliegwaarnemingen bekend. Volgens Desender (1989a) zijn de vliegspieren bij deze soort nooit functioneel.
Bron
Auteur(s)
Turin, H.
Publicatie
- Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.