Nachtactief. Overdag in 3 tot 4 centimeter diepe gangen in de bodem, onder stenen of hout (Burmeister 1939). Voortplanting in het voorjaar met ovipositie vanaf mei, maar uit het feit dat ‘verse’ dieren zowel in het najaar als het voorjaar gevonden zijn (Burmeister 1939), mag worden afgeleid dat ook najaarsvoortplanting plaatsvindt, met winterlarven. Het voedsel van de adulten is in hoofdzaak plantaardig en bestaat voornamelijk uit zaden (Hyman 1992). Burmeister (1939) meldde dat de soort bij een kweek goed in leven kon worden gehouden met havermout. De larve is opgenomen in de tabel van Arndt (1991).

Dispersie: macropteer, echter zonder gegevens over de vliegcapaciteiten.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

• Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.