Overslaan en naar de inhoud gaan

Tweepuntpriemkever Bembidion bipunctatum

Indeling

Trechinae [subfamilie]
Bembidion [genus] (58/54)

Indeling

Trechinae [subfamilie]
Bembidion [genus] (58/54)

Volgens Lindroth (1985) in Fennoscandië en Luff (1998) in Groot-Brittannië, voornamelijk aan oevers van stroompjes en rivieren, maar soms ook op grote afstand van het water. Hij kan daarbij voorkomen op de meest uiteenlopende bodemsoorten, bijvoorbeeld op onbegroeide oevers met grind, in gezelschap van bijvoorbeeld B. prasinum, of op oevers met klei en silt; wel schijnt enige begroeiing een voorwaarde te zijn, zoals grassen of zeggesoorten (Carex). In Denemarken vooral op kleiige zilte graslanden. In Nederland eveneens voornamelijk op kleibodem en weinig op zandgronden. Burmeister (1939) gaf hem op van het laagland en het bergland. In Zwitserland de ondersoort nivale, die allerminst aan oevers gebonden is. Deze ondersoort wordt bijvoorbeeld gevonden aan de randen van sneeuwvelden, meestal op begroeide bodem (Marggi 1992).

Vangpotten. Groep: H4 (101 series, 11.807 individuen). Hoewel het beeld van de verspreiding binnen Nederland sterk lijkt op dat van Leistus fulvibarbis, is B. bipunctatum daarvan oecologisch praktisch gescheiden. Vooral in rietlanden en oevers [27-33]. Eurytopie: 5 (PRES = 0,27 en SIM = 0,72). Bodem en Vocht: geen voorkeur. Begeleider: Loricera pilicornis.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.