Overslaan en naar de inhoud gaan

Veenpriemkever Bembidion bruxellense

Foto: Henk Soepenberg

Indeling

Trechinae [subfamilie]
Bembidion [genus] (58/54)

Eurytoop, hygrofiel. Een soort van instabiele terreintypen. Op veel soorten vochtige bodem met niet te dichte vegetatie. Vooral langs oevers van stilstaand en stromend water, maar ook ver van water verwijderd, met name in vochtige graslanden (Lindroth 1974, 1985). Volgens Horion (1941) in het Rheinland vooral op zwarte veengrond en zwarte modderige bodem of in vegetaties met veenmos (Sphagnum), daarom in hoogveengebieden bijzonder talrijk. Hij komt echter ook op zand en klei voor en Luff (1998) noemt zelfs grindbodem. Soms ook in moerassen en verlandingsvegetaties, van het laagland tot montaan of subalpien tot ca. 1500 m, in het zuidelijke deel van het areaal bij uitzondering tot 2000 m (Horion 1954, Marggi 1992). Horion (1937) hield B. bruxellense in veengebieden in zekere zin voor de oecologische vervanger van B. tetracolum, die op veengrond zeer weinig of niet gevangen zou worden. Blijkens de resultaten uit vangpotten, echter zeer vaak met deze soort samen aangetroffen.

Vangpotten. Groep: H2 (102 series, 4.516 individuen). De vangsten komen uit hoogvenen, vochtige heiden [1-2] en akkers [13], maar vooral van oevers en drooggevallen gronden [28-32], waarvan kwelders [33] het laagst scoren. Eurytopie: 6 (PRES = 0,52 en SIM = 0,75). Bodem en Vocht: geen voorkeur. Begeleiders: Bembidion tetracolum 81,4% (28,2%), Pterostichus strenuus 75,5% (12,3%), Loricera pilicornis 71,6% (10,6%), Pterostichus niger 70,6% (11,2%) en wederzijds > 50% B. varium 52,9% (51,4%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.