Overslaan en naar de inhoud gaan

Zespuntsnelloper Agonum sexpunctatum

Foto: Henk van Woerden

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Agonum [genus] (20/18)

Dagactief, vooral bij zonneschijn. Volgens Hyman (1992) vaak geaggregeerd. Voortplanting in het voorjaar, mei. De ovipositie is tot in juli geobserveerd (Burmeister 1939) en larven in juli (Larsson 1939). ‘Verse’ dieren zijn vanaf half juli tot begin september geregistreerd (Lindroth 1945). De volwassen dieren overwinteren in graspollen of aan de voet van bomen (Marggi 1992). De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).

Dispersie: macropteer, vliegwaarnemingen zijn bekend, o.a. uit Drenthe: april 1, mei 4, juni 1, juli 1, augustus 1 en september 1 (TVH). In de ontwikkeling van de vleugels zit een vrij grote spreiding, bij een deel van de dieren zijn de vleugels aanmerkelijk gereduceerd; hij is wellicht op weg naar vleugelpolymorfie (Desender 1989a). De dieren waarbij volledig ontwikkelde vliegspieren werden gevonden, bleken ook de grootste vleugels te bezitten. De relatieve vleugelontwikkeling bleek bij dieren uit raamvallen hoger te zijn dan bij dieren die in vangpotten gevangen werden (Den Boer et al. 1980). Hij is gedurende een korte periode van ca. 2 jaar in Zuidelijk Flevoland gevangen, ongeveer 1-2 jaar na de drooglegging, waarna hij weer verdween (Haeck 1971).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.