Overslaan en naar de inhoud gaan

Distelglimmer Amara aulica

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
aulica [soort]

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
aulica [soort]

Nachtactief, waarbij hij zeer vaak hoog in de vegetatie te vinden is, op zoek naar voedsel (zaden). Voortplanting in de herfst, ovipositie van juli-september (Larsson 1939). De overwintering vindt in hoofdzaak plaats als volgroeide larve, naast een relatief klein aandeel oude adulten. De poprust in het voorjaar (april-mei) duurt ca. twee weken, de ‘verse’ dieren verschijnen in het voorjaar (Burmeister 1939). De volwassen dieren zijn vrijwel uitsluitend fytofaag, waarbij ze een breed spectrum aan zaden en vruchtbeginsels eten van met name composieten en schermbloemen. In het najaar zijn ze vooral te vinden op distels. Burmeister (1939) gaf een uitgebreide lijst van plantensoorten waarop hij regelmatig is aangetroffen. De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).

Dispersie: macropteer. Vliegwaarnemingen o.a. uit Drenthe, per halve maand: juni 1/2, juli 3/3 en augustus 5/2 (TVH). Ook vaak op licht. Volgens Desender heeft slechts een klein aantal van de dieren functionele vliegspieren en is een groter aantal in vliegspierautolyse, terwijl alle dieren over optimaal ontwikkelde vleugels beschikken. In de IJsselmeerpolders is hij pas als secondaire immigrant gesignaleerd, maar is op het moment subdominant in akkerranden in Zuidelijk Flevoland (Siepel et al. 1996).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.