Overslaan en naar de inhoud gaan

Kleine heideglimmer Amara infima

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
infima [soort]

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
infima [soort]

Zeer xerofiel en stenotoop. Een soort van open, droge terreinen op zandige of grindachtige ondergrond, met een vegetatie van buntgras (Corynephorus canescens), borstelgras (Nardus stricta)of struisgras (Agrostis), ook in Calluna-heiden met korstmossen (Cladonia) (Lindroth 1974, 1986, Schjøtz-Christensen 1957) en in stuifzanden met een mozaïekvegetatie van grassen (Den Boer 1977). In Groot-Brittannië behalve in zandige heiden ook in duinbiotopen aan de kust, vooral aan te treffen onder struikheideplanten of in droge graspollen (Luff 1998). Vanaf het laagland tot in het middelgebergte (Burmeister 1939). Ook in bergachtige streken, maar uiterst zeldzaam, aldaar met name in droge bergheiden (Marggi 1992)

Vangpotten. Groep: A1 (101 series, 2.055 individuen). De vangsten zijn beperkt tot de droge heiden en vegetaties met buntgras (Corynephorus canescens) [4-6] en open zeer jonge naaldbosaanplanten [15]. Gezien het hoge aantal series, zal dit een vrij exact beeld geven van de terreinkeuze in Nederland. Eurytopie: 4 (PRES = 0,15 en SIM = 0,6). Bodem: zand. Vocht: 2. Begeleiders: Calathus erratus 98,1% (16,1%), Calathus melanocephalus/cinctus 98,1% (11,5%), Poecilus lepidus 95,1% (31,1%), Bradycellus ruficollis 88,3% (32,9%), Notiophilus aquaticus 88,3% (22,5%), Amara lunicollis 87,4% (16,1%), Poecilus versicolor 87,4% (17,5%), Syntomus foveatus 76,7% (21,5%),Bradycellus harpalinus 70,9% (19,5%), Trichocellus cognatus 70,9% (40,3%), wederzijds > 50%Bembidion nigricorne 62,1% (60,4%) en Cymindis macularis 51,5% (73,6%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.