Nachtactief. Zomer- en herfstvoortplanting, ovipositie voornamelijk van eind juni tot eind augustus. De larve ontwikkelt zich in het najaar, winter en voorjaar in kleine cellen in de grond, tot ongeveer mei-juni (Burmeister 1939). Volgens Larsson (1939) vindt de verpopping soms al in maart plaats, maar hoofdzakelijk in april-mei. Volgens Burmeister vreten de adulte dieren aan zeekraal (Salicornia). De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).
Dispersie: macropteer. De vliegspieren zijn vaak, maar niet altijd, functioneel, terwijl de vleugels steeds optimaal ontwikkeld zijn. Een redelijk goede vlieger en vliegwaarnemingen zijn volop bekend, o.a. uit Drenthe: augustus 1 (TVH); af en toe zwermend waargenomen, ondermeer in de begintijd van de IJsselmeerpolders, waar hij thans nog talrijk is. Het is een slechte zwemmer (Heydemann 1967).
Bron
Auteur(s)
Turin, H.
Publicatie
- Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.