Overslaan en naar de inhoud gaan

Veldglimmer Amara communis

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
communis [soort]

Mesofiel. In Noordwest-Europa is A. communis bijzonder eurytoop en komt voor op bijna alle bodemsoorten in niet te droge tot vochtige graslanden en begroeide akkers, maar ook in lichte bossen (Lindroth 1974, 1986). De soort heeft een groot vochttraject (Den Boer 1977), Hij kan worden aangetroffen in vegetaties met buntgras (Corynephorus canescens) (Schjøtz-Christensen 1965) tot in dichte grasland- en kruidenvegetaties (Barndt et al. 1991) en ravijnbossen in Oost-Europa (Ghilarov 1961), maar mijdt volgens Luff (1998) warme droge plekken. Volgens Burmeister (1939) een soort van het laagland en het middelgebergte tot ongeveer 1000 m, maximaal op 1300 m in het Reuzengebergte. In Midden-Europa vooral een eurytope graslandsoort (Marggi 1992). In een deel van de oudere literatuur is ook A. convexior tot deze soort gerekend (zie onder ‘taxonomie’).

Vangpotten. Groep: EU(G) (685 series, 7.387 individuen). Eurytoop, de vangsten komen uit alle terreintypen, behalve het eiken-haagbeukenbos [20]. In bijna alle terreintypen zijn de scores ook hoog. Het laagst zijn de presenties én dichtheden op ‘echte’ oevers [32-33]. Ook vegetaties met buntgras, zeeduinen, akkers en braakland scoren laag [6-7, 13-14]. Eurytopie: 10 (PRES = 0,97 en SIM = 0,93). Bodem en Vocht: geen voorkeur. Begeleiders: alleen wederzijds > 50% Pterostichus strenuus 50,4% (56,6%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.