Overslaan en naar de inhoud gaan

Gewone drietandglimmer Amara plebeja

Foto: Tim Faasen

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
plebeja [soort]

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Amara [genus] (37/36)
plebeja [soort]

Eurytoop, gematigd hygrofiel, heliofiel. Hij komt voor op zeer uiteenlopende bodemsoorten maar vooral op vrij zware kleigrond met een vegetatie van grassen (Lindroth 1974, 1986). Gemiddeld op vochtiger plaatsen dan de overige Amara-soorten, vaak aangetroffen in de nabijheid van water. In Midden-Europa van het laagland tot in het bergland, tot ongeveer 1000 m (Burmeister 1939). Ook Marggi (1992) typeerde hem voor Midden-Europa als soort van akkers, veen, oevers, rietland en bossen. De reproductiebiotoop is in hoofdzaak grasland, maar in de winter migreert hij naar bossen (Van Huizen 1977) (zie onder ‘levenswijze’).

Vangpotten. Groep: EU(G) 459 series, 6.430 individuen). De vangsten komen uit een groot aantal terreintypen, waar­bij echter vooral de duinen slecht scoren. Opvallend zijn behalve de hoge scores in cultuurland [12-14], de vangsten in rietland en op drooggevallen gronden [27-31]. Open natte terreinen zoals hoogveen, natte heiden met pijpen­strootje (Molinia caerulea) [1-2] en echte oevers [31-32], sco­ren laag. Over de vangsten in bossen, zie onder ‘levenswijze’. Eurytopie: 9 (PRES = 0,94 en SIM = 0,9). Bodem en Vocht: geen voorkeur. Begeleiders: geen.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.