Overslaan en naar de inhoud gaan

Veenstompkaak Badister collaris

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Badister [genus] (8/7)
collaris [soort]

Hygrofiel. De terreinvoorkeur van deze soort lijkt sterk op die van B. peltatus, waarmee hij vaak samen wordt gevonden, meestal op klei (Lindroth 1974, 1986). Vaak aan de oevers van met water gevulde zand- of grindgroeves of op modderige oevers aan kleine poeltjes met stilstaand zoet water, in verlandingen, o.a. in rietland (Burmeister 1939, Luff 1998, Marggi 1992), waarbij als gezelschap genoemd worden: Badister dilatatus, B. peltatus, Bembidion assimile, Demetrias imperialis en Odacantha melanura. Assmann & Starke (1990) geven aanvullende informatie op grond van vangsten in Westfalen en Zuid-Europa. Volgens deze opgaven vooral een soort van moerassige, maar vrij onbeschaduwde terreinen, waar de soort soms massaal kan worden gevonden onder een dekentje van algen dat langs de rand van kleine plassen na indroging op de oever is achtergebleven. Deze terreinvoorkeur wijkt sterker af van die van de andere Badister (Baudia)-soorten dan elders in de literatuur wordt aangegeven. Overlap met Badister dilatatus werd volgens deze auteurs alleen in rietland gevonden, terwijl in elzenbroekbossen waar B. peltatus wel werd aangetroffen, de aanwezigheid van B. collaris nooit kon worden vastgesteld.

Vangpotten. Groep: Z(H) (1 serie, 2 individuen). De vangsten komen uit een kruidenrijk grasland [26]. Het beeld van de terreinvoorkeur van deze soort is daarmee natuurlijk zeer incompleet. Eurytopie, Bodem, Vocht en Begeleiders: onvoldoende gegevens.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.