Overslaan en naar de inhoud gaan

Bosstompkaak Badister bullatus

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Badister [genus] (8/7)
bullatus [soort]

De meest eurytope Badister-soort en de enige die niet direct aan water is gebonden (Lindroth 1974, 1986). Zowel in vrij droge als in natte terreinen en zowel in open terreinen als op plaatsen met enige beschaduwing. Bij voorkeur in open bossen en aan bosranden op middelmatig vochtige bodem met een goed ontwikkelde strooisellaag. In Noord-Europa ook op open, vrij droge, zandige graslanden. In Schotland gebonden aan kustbiotopen zoals duinen en duingraslanden (Luff 1998). In Midden-Europa volgens Burmeister (1939) niet hoger dan ca. 600 m, maar in Zwitserland in de heuvels en het gebergte tot diep in de dalen, maximaal tot subalpien ca. 1800 m, vooral in droge lichte loofbossen met humus maar ook op ruderale zandige of kiezelige terreinen (Marggi 1992). Hij mijdt volledige beschaduwing en prefereert dan ook kapvlakten en licht beschaduwde oevers.

Vangpotten. Groep: EU(E) (227 series, 687 individuen). De vangsten komen uit zeer uiteenlopende terreintypen, zoals de duinen [7-10], diverse graslanden [11-12, 25-26], maar vooral ook allerhande typen bossen en struwelen [15-23], met een voorkeur voor de vochtige en gedeeltelijk natte bossen [21-22]. Daarnaast ook talrijk op ruderale terreinen [24] en instabiele open, oeverachtige milieus [30, 32-33]. Eurytopie: 8 (PRES = 0,7 en SIM = 0,89). Bodem en Vocht: geen voorkeur. Begeleiders: geen.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.