Overslaan en naar de inhoud gaan

Kwelderrondbuik Bradycellus distinctus

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Bradycellus [genus] (7/7)
distinctus [soort]

Halofiel. De soort prefereert zandige bodem aan de kust (Hyman 1992, Lindroth 1974). Waarschijnlijk is, behalve een zoute omgeving, ook de korrelgrootte van het zand van belang. Een soort van het laagland (Burmeister 1939). Brakman (1961) vond de dieren tot 10 cm diep in het zand ingegraven op een zandig, zilt terrein tussen de plantenwortels van zulte (Aster trifolium) en schijnspurrie-soorten (Spergularia). Van der Wiel (1956) vermeldt enkele vangsten door Brakman uit 1950, van een terrein in de Zeeuwse Vrouwenpolder, waar ook Anisodactylus poeciloides gevonden werd. Schilthuizen (1982) vermeldde de vangst van twee exemplaren van een vochtig duinterrein aan het meer van Oostvoorne (maart 1981)

Vangpotten. Groep: H4 (18 series, 192 individuen). De vangsten komen van slechts twee zandige terreinen aan de kust, namelijk duingrasland [8] en zandplaten bij zout water [31]. Eurytopie: ? (PRES = 0,06 en SIM = 0,03). Bodem: zand. Vocht: 4. Begeleiders: Calathus melanocephalus/cinctus 94,4% (1,9%), Bembidion femoratum 88,9% (13,2%), Calathus ambiguus 88,9% (5,6%), Dicheirotrichus gustavii 88,9% (11,4%), Dyschirius thoracicus 88,9% (12,4%), Amara fulva 83,3% (10,1%), Calathus mollis 83,3% (9,6%), Amara bifrons 77,8% (11,8%), Amara convexiuscula 77,8% (9,9%), Calathus erratus 77,8% (2,2%), Pseudoophonus rufipes 77,8% (2,6%), Amara apricaria 72,2% (7,6%), Dicheirotrichus obsoletus 72,2% (75,5%), Harpalus affinis 72,2% (3,7%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.