Overslaan en naar de inhoud gaan

Mostandklauw Calathus cinctus

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Calathus [genus] (8/8)
cinctus [soort]

Nachtactief. Voortplanting in het najaar. Bij ons gemiddeld iets later dan C. melanocephalus met een top in de ovipositie vanaf half augustus tot half oktober (Aukema 1990a). De larve overwintert, maar ook een deel van de oude adulten. De ‘verse’ dieren verschijnen voor het overgrote deel in de laatste twee weken van juni en hebben een korte, door daglengte gestuurde parapauze in de zomer (Aukema 1990a; Thiele 1977). De larve is nog niet beschreven (zie onder C. melanocephalus).

Dispersie: dimorf. In tegenstelling tot de eveneens dimorfe C. melanocephalus vindt de expressie van het langvleugelige genotype altijd plaats (Aukema 1990b, 1995). In België vond Desender 3,8% macroptere waaronder geen met volledig ontwikkelde vliegspieren (Desender 1989a). Aukema (1990b, 1995) vond in Drenthe ca. 75% macroptere dieren, waarbij goed ontwikkelde vliegspieren alleen werden gevonden voor de reproductieperiode in juni, juli en begin augustus. Op Texel, waar hij ca. 33% langvleugelige dieren aantrof, werden geen dieren met vliegspieren gevonden in de periode van mei tot december. In Hongarije werd de soort in lichtvallen gevangen (Kádár & Szél 1995). Vliegwaarnemingen uit raamvallen zijn bekend uit Drenthe: juni 1, juli 4 en augustus 6 (Den Boer et al. 1980, Van Huizen 1979), waarvan twee vrouwtjes bevrucht waren en er één ovaria met rijpe eieren had. Verder 4 en 8, vliegend tussen 21 mei-14 augustus, in de periode 1969-1977 (Aukema 1995b). Aukema concludeert hieruit dat C. cinctus een betere verbreider en kolonisator is dan C. melanocephalus.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.