Overslaan en naar de inhoud gaan

Kleine viervlekschorsloper Calodromius spilotus

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Calodromius [genus] (2/2)
spilotus [soort]

Arboricol, eurytoop. In het noorden van het verspreidingsgebied vooral op loofbomen, in het zuiden van Scandinavië ook op dennen en sparren (Lindroth 1986). Lindroth (1974) en Luff (1998) gaven voor de Britse Eilanden een voorkeur voor coniferen aan. Volgens Marggi (1992) in Midden-Europa vooral op bomen met ruwe en structuurrijke schors die daardoor goede overwinteringsmogelijkheden bieden, zoals den, spar eik, populier, maar vooral esdoorn en plataan. Over het algemeen beperkt tot het laagland en de heuvels. Büngener et al. (1991) melden dat dit de soort is die van alle boombewonende Dromius-soorten het vaakst op warme plaatsen onder stenen wordt aangetroffen.
Vangpotten. Groep: B1 (10 series, 15 individuen). De vangsten komen vooral uit de duinen [8-10] en uit eiken-berkenbos [18]. Naar alle waarschijnlijkheid ondervertegenwoordigd in het vangpotmateriaal doordat hij zich weinig op de bodem ophoudt. Eurytopie: 3 (PRES = 0,12 en SIM = 0,53). Bodem: geen voorkeur. Vocht: 2. Begeleiders: geen.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.