Overslaan en naar de inhoud gaan

Platte gladklauwloper Platyderus depressus

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Platyderus [genus] (1/1)
depressus [soort]

In de literatuur werd slechts weinig oecologische informatie gevonden. Marggi (1992) noemde het een extreem xero-thermofiele veldbewoner van vooral schrale graslanden. Ook aan bosranden en in lichte rivierbossen met een rijke strooisellaag. Van het heuvelland tot montaan, maximaal tot 1400 m. Vooral op zandgronden. In Groot-Brittannië ook in grasland op kalkbodem, in duingebieden en heiden (Hyman 1992, Luff 1998). In bijna alle publicaties wordt vermeld dat hij vooral wordt gevonden tussen dode bladeren, in mos en onder stenen (Burmeister 1939, Jeannel 1941-1942).

Vangpotten. De soort was niet vertegenwoordigd in de vangsten die gebruikt zijn voor de oecologische classificatie (Turin et al. 1991). De vangpotten waarin enkele exemplaren werden aangetroffen, stonden in een grazige open heidevegetatie met struikheide (Calluna vulgaris), kraaiheide (Empetrum nigrum) en schapegras (Festuca ovina s.l.) en op een schaduwrijke plek met hoog gras (MB & HN).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.