Overslaan en naar de inhoud gaan

Tweekleurige glansloper Stenolophus teutonus

Foto: Tjerk Nawijn

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Stenolophus [genus] (3/3)
teutonus [soort]

Zeer hygrofiel. Voornamelijk in vrij open terreinen, aan de oevers van stilstaand of stromend water, op akkers en in ruderale terreinen, meestal op vochtige tot natte klei of kleiig zand; niet op puur zand en grindachtige bodem (Desender 1989a, Lindroth 1974, 1986). Ook in open veen en in aanspoelselgordels (Barndt et al. 1991). Vaak in gezelschap van Omophron limbatum, Agonum marginatum en Chlaenius vestitus. In Midden-Europa een soort van het laagland en het middelgebergte, meestal tot ca. 600 m, maar in zeldzame gevallen tot maximaal 1200 m (Burmeister 1939, Marggi 1992). In Zwitserland volgt hij de rivierdalen. Niet strikt gebonden aan oevers, maar ook in moerassen en groeven.

Vangpotten. Groep: Z(B) (2 series, 2 individuen). Gezien de vele recente handvangsten, is het zeer verwonderlijk dat deze soort praktisch ontbreekt in het vangpotmateriaal. Waarschijnlijk ligt de verklaring in het feit dat de habitat, evenals van enkele Agonum- en Bembidion-soorten, te nat is om een goed functioneren van vangpotten mogelijk te maken. Onder andere op het ‘groene strand’ van Oostvoorne, onder stenen en dood gras (MS). Eurytopie, Bodem, Vocht en Begeleiders: onvoldoende gegevens.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.