Voorkomen
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a) |
Habitat | land |
Referentie | Carabidae. In: Catalogus van de Nederlandse kevers (Coleoptera) |
Expert | Turin, H. |
Areaal
Palearctische soort. In Europa tot 64-66° noorderbreedte. Naar het oosten tot in West-Azië, de Kaukasus en Siberië, tot het Amoergebied. Niet in het zuidelijk deel van Mediterran Europa, wel in Klein-Azië. Areaalkarakteristiek: 5, Nederland: subcentraal.
Verspreiding in Nederland
In Nederland verbreid en vaak talrijk in de bosrijke streken, zeldzamer aan de kust. Op de Britse Eilanden overal (Luff 1998). In Denemarken hoofdzakelijk in het oosten (Bangsholt 1983). In Fennoscandië verspreid tot ongeveer 64° noorderbreedte, het meest algemeen in het zuidwesten van Zweden (Lindroth 1945, 1986). In Duitsland overal zeer algemeen (Horion 1941), evenals in de overige Midden-Europese landen inclusief Zwitserland, waar de soort over het gehele land verbreid is (Marggi 1992). In België verbreid en gewoon (Desender 1986).
Status: in Nederland en overal in het omliggend gebied is het aantal vindplaatsen vooruitgegaan (Desender & Turin 1986, 1989).
Bron
Auteur(s)
Turin, H.
Publicatie
- Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.