Dagactief, bij zonnig weer (Burmeister 1939). Voortplanting in het voorjaar. Overwintering als imago in het strooisel of achter schors aan de voet van bomen. De larve is onbekend.

Dispersie: macropteer. Over de kwaliteit van de vleugels en vliegspieren is weinig bekend. Ook in onze streken constant gevleugeld. Er is slechts een enkele vliegwaarneming bekend (Kádár & Szél 1989) maar deze wordt aangevuld door meldingen uit aanspoelsel aan de kust (Lindroth 1986, Luff 1998). Ook op akkers in Zuidelijk Flevoland (Siepel et al. 1996).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

• Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.