Nachtactief. Voortplanting waarschijnlijk in het voorjaar (Lindroth 1986). Er zijn geen gegevens gevonden over het optreden van ‘verse’ dieren. De adulten zijn vaak te vinden op schermbloemigen, o.a. wilde peen (Daucus carota), en op de vruchten van de kleine bevernel (Pimpinella saxifraga) (Lindroth 1986). De larve is opgenomen in de tabellen van Arndt (1991) en Luff (1993).

Dispersie: macropteer. Vliegwaarnemingen zijn bekend. De soort ontbreekt op een groot aantal van de Nederlandse kalkgraslandreservaten (Turin 1983), waaruit verondersteld kan worden, dat isolatie wellicht een rol speelt. De geïsoleerde recente waarnemingen buiten Zuid-Limburg veronderstellen echter weer een goed ontwikkeld verbreidingsvermogen.

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

• Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.