Overslaan en naar de inhoud gaan

Gewone halmklimmer Ophonus rufibarbis

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Ophonus [genus] (13/10)
rufibarbis [soort]

De minst xerofiele en thermofiele Ophonus (Metophonus)-soort (Lindroth 1986). Hij komt voor op licht beschaduwde plaatsen op niet te droge bij voorkeur kleiige bodem met veel strooisel of humus en vaak een vrij rijke kruidenvegetatie, zoals in parken en tuinen, akkers, ruderale plaatsen en in ruigtevegetaties, bijvoorbeeld langs rivieroevers (Lindroth 1974). Desender (1989a) meldde de soort ook van schorren, hetgeen voor Nederland vanuit het vangpotmateriaal nog niet bevestigd werd. Voor Midden-Europa gaf Marggi (1992) een habitatbeschrijving die wat ‘droger’ uitvalt en noemde hem een xerofiele veldsoort.

Vangpotten. Groep: D1 (25 series, 135 individuen). De vangsten komen vooral uit vochtige bossen en struwelen [22-23], ruderale plaatsen [24] en kruidenrijke graslanden [25-26]. Daarnaast nog aangetroffen in schrale graslanden en weilanden [11-12] en marginaal in eiken-berkenbos [18]. Eurytopie: 5 (PRES = 0,27 en SIM = 0,78). Bodem rivierklei. Vocht: 2. Begeleider: Pterostichus melanarius 73,1% (3,8%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.