Overslaan en naar de inhoud gaan

Kruissmalkop Panagaeus cruxmajor

Foto: Dick Belgers

Indeling

Harpalinae [subfamilie]
Panagaeus [genus] (2/2)
cruxmajor [soort]

Hygrofiel. Vooral aan de oevers van meren en langzaam stromende rivieren op zachte, kleiige bodem met een vrij rijke vegetatie (Lindroth 1986). Aan de kust ook in zout grasland (Luff 1998). Assmann & Starke (1990) beschreven hem als een soort van vochtige plaatsen met een gemiddelde beschaduwing en een tamelijk dichte vegetatie, zoals vochtige graslanden, rietlanden en slootkanten, in gezelschap van o.a. Chlaenius nigricornis. In West-Duitsland volgt de soort in belangrijke mate het stroomdal van de Nederrijn (Jarmer 1973). In Midden-Europa vooral in het laagland en het middelgebergte tot ongeveer 600 m, in Zwitserland zelden in de Alpendalen (Burmeister 1939, Marggi 1992).

Vangpotten. Groep: G4 (33 series, 71 individuen). De vangsten komen uit uiteenlopende vochtige en beschaduwde terreintypen, zoals populierenbossen [21] en rietlanden [27-28], maar ook van ruderale terreinen en kalkgraslanden [24, 25]. In de laatste terreintypen kunnen beide Panagaeus-soorten worden aangetroffen, zij het dat ze binnen het terrein over het algemeen ruimtelijk gescheiden zijn. Eurytopie: 5 (PRES = 0,33 en SIM = 0,76). Bodem en Vocht: geen voorkeur. Begeleider: alleen Pterostichus strenuus 92,6% (4%).

Bron

Auteur(s)

Turin, H.

Publicatie

  • Turin, H. 2000. De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera: Carabidae). Nederlandse Fauna 3: 1-666. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.