Algemeen: schaarse soort van het heuvelland. Komt voor in vrij snel stromende beken en rivieren zoals de Roer, Niers en Geul. Verder ook in de Achterhoek, Oost-Brabant en andere beken in vooral Zuid-Limburg.

Vliegtijd en gedrag: sluipt overdag uit en zwermt vanaf de avondschemer. Komt veel op licht. Larven zitten in vegetatie onder water op bemoste stenen en in macrophyten.

Gelijkende soorten: typisch uiterlijk door het gedrongen postuur, de drie geringde staartdraden en het effen donkerbruine lichaam met meestal lichte poten. Vrouwtjes vaak met typisch groene bol eieren aan het achterlichaam. Mannetjes met ronde rode muffinogen. Een aantal dubbelangers zijn zeer zeldzaam of alleen als larvehuidje in Nederland gevonden. Ephemerellidae met weinig geringde staarten moeten verzameld worden (liefst de mannetjes):

• Torleya major: vroeger niet zeer zeldzaam in de Zuid-Limburgse beken, maar sinds de jaren ’80 niet meer waargenomen.  Larven zeer kenmerkend, maar adulten lastig. Staartdraden ongeringd en verder verschillen in vorm van de penislobben.
• Ephemerella notata: alleen in Wallonië. Heeft een kenmerkend patroon op de buik, maar E. ignita kan dit ook hebben (in mindere mate). Mannelijk genitaal is noodzakelijk.
• Ephemerella mucronata: alleen in de Eifel. Mannelijk genitaal is noodzakelijk.